Blog

Verkoop panden door corporaties

19-12-2012 11:17

 

Volgens minister Blok van wonen kunnen woningcorporaties de financiële problemen opvangen door voor miljarden euro's aan winkels, bedrijfspanden en duurdere huurwoningen te verkopenwww.volkskrant.nl/vk/nl/2680/Economie/article/detail/3364964/2012/12/18/Blok-verkoop-panden-is-oplossing-geldnood.dhtml. Huisvesten van bedrijven behoort volgens Blok niet tot de kerntaak van sociale verhuurders. Verkopen is dus een slimme manier om tijdelijk financiële nood te lenigen. Naast het bedrijfsonroerendgoed wijst Blok op de 60 duizend duurdere corporatiewoningen die niet onder de sociale huurregels vallen. Ook die kunnen in de verkoop. Opgeteld heb je het dan volgens Blok, over de duim genomen, over 14 miljard euro aan vastgoed.
 
Het lijkt een aantrekkelijke optie. De toch al niet zo goed aangeschreven corporaties beperken zich tot hun kerntaak (het voorzien in de woningbehoefte van minder draagkrachtigen) en het levert nog geld op ook. Helaas is het niet zo simpel. Het 'in de verkoop gooien' van 60.000 woningen zal de toch al niet florerende woningmarkt een extra duw in de verkeerde richting geven. In 2009 verkochten de woningbouwcorporaties ruim 13.000 woningen. Corporatiewoningen maken ongeveer een derde uit van de totale woningvoorraad, variërend van 20 procent in Zeeuws Vlaanderen tot ruim 40 procent in Groot-Amsterdam. Indien minimaal 60.000 extra woningen (gefaseerd) verkocht moeten worden in het hogere segment, zal dat gevolgen hebben. Net als de verkoop van het bedrijfsonroerendgoed.
  1. Allereerst heeft dit een verstorende werking op een toch al slechte woningmarkt. Het aanbod wordt verruimd en de woningprijzen zullen verder dalen. De kantorenmarkt is er zo mogelijk nog beroerder aan toe en als corporaties hun bedrijfsonroerend goed gaan dumpen, kan dat de zeepbel vervroegd laten doen klappen op een weinig opportuun momentwww.ftm.nl/original/dnb-derde-financi%C3%ABle-crisis-door-kantorenmarkt.aspx.
  2. Hierdoor zal ook de waarde waarvoor het onroerend goed in de boeken van de corporaties staat, niet gerealiseerd kunnen worden door de verkoop. De 14 miljard aan boekwaarde is daardoor ook geen indicatie voor een realistische verkoopopbrengst.
  3. Bovendien is het slecht nieuws voor de bouwsector. Het is al niet eenvoudig nieuwbouwprojecten van de grond te krijgen, maar een extra verruiming van het aanbod van bestaande koopwoningen door de corporaties zal het er zeker niet eenvoudiger op makenwww.nu.nl/economie/2984833/plannen-woningmarkt-steeds-ongeloofwaardiger.html.
  4. Ten slotte is het ook maar de vraag of het verkopen van het tafelzilver op de langere termijn goed is voor de rijksbegroting. Bedacht moet namelijk worden dat het effect van de hypotheekrenteaftrek groter is dan het budgettaire beslag van de huurtoeslag. 60.000 extra koopwoningen betekent ook een extra gemis aan belastinginkomsten, zelfs als de hypotheekrenteaftrek is beperkt voor nieuwe gevallen.  

De corporaties hebben veel fouten gemaakt, van het kopen van zeeschepen tot het aanschaffen van grote hoeveelheden derivaten. En dan hebben we het nog niet over de fraudegevallen. Maar dat is nog geen reden om slecht doordachte voorstellen te lanceren, die de woning- en kantorenmarkt alleen maar verder richting het ravijn duwen.

 

 

Depositogarantiestelsel

07-12-2012 14:38

De nasleep van de Icesave bank en de DSB hebben het onderwerp van het depositogarantiestelselwww.dnb.nl/over-dnb/de-consument-en-dnb/dgc/hoe-werkt-het-depositogarantiestelsel/index.jsp in de spotlight gezet. Het garantiestelsel zorgt er voor dat klanten maximaal 100.000 euro vergoed krijgen, ook als de bank failliet gaat. Dit gaat paniek tegen, zelfs als het gonst van de geruchten over omvallende banken. Bovendien is het fijn gevoel, om te weten dat je altijd weer je geld van de bank terug zult krijgen.

Het vorige kabinet had het voornemen om het depositogarantiestelsel op de schop te nemen en dit kabinet gaat er mee doorzoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/33227. In de huidige situatie worden de kosten van een failliete bank, achteraf omgeslagen over de overige banken. Het plan is nu om vooraf een fonds te vormen, met een dekking van 1% van alle ingelegde deposito’s.zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33227-5.html?zoekcriteria=%3fzkt%3dUitgebreid%26pst%3dStaatsblad%257CStaatscourant%257CTractatenblad%257CParlementaireDocumenten%26vrt%3ddepositogarantiestelsel%26zkd%3dInDeGeheleText%26dpr%3dAlle%26spd%3d20121207%26epd%3d20121207%26sdt%3dDatumPublicatie%26ap%3d%26pnr%3d1%26rpp%3d10&resultIndex=8&sorttype=1&sortorder=4. Over tien jaar moet dit fonds een vermogen opbouwen van circa 4 miljard euro. Iedere individuele bank moet ook 1% van de eigen uitstaande deposito’s storten in dit fonds. Het vooraf vullen van een fonds heeft zeker voordelen. Nu betaalt een bank die failliet gaat, niet mee aan de veroorzaakte kosten. In de toekomstige situatie heeft de failliete bank ten minste een bijdrage geleverd, door middel van de al gedane storting in het fonds. Daar komt bij dat klanten van banken het waarschijnlijk een vertrouwenwekkend idee vinden, dat er vooraf gespaard wordt door de banken voor toekomstige financiële catastrofes. Ten slotte scheelt het ook dat banken straks in tijden dat het toch al slecht met hen gaat, niet extra bedragen moeten ophoesten voor broeders en zusters die failliet gaan. Er is immers al eerder voor gespaard.

Nieuw is ook dat banken een risicobijdrage opgelegd kunnen krijgen. Een bank die heel scherp aan de wind vaart, kan een risico-opslag krijgen van 100%. Deze risico-opslag komt dus bovenop het bedrag dat noodzakelijk is om in tien jaar tijd, 1% van de uitstaande deposito’s van deze bank te dekken.

Deze plannen zijn op zich zeer aantrekkelijk. Een avontuurlijke bank zal door de risico-opslag met hogere kosten worden geconfronteerd en hopelijk ook niet langer in staat zijn om een te hoge rentevergoeding aan spaarders te bieden. Dit laatste is echter niet zeker. Het is de vraag of de omvang van deze prikkel voldoende is, om bepaalde banken ervan te weerhouden om bijvoorbeeld onverantwoord hoge rentevergoedingen in het vooruitzicht te stellen. Zeker wanneer het grotere marktaandeel lonkt. Pikant is tevens dat de risico-indeling van de Nederlandsche Bank strikt geheim zal zijn, vanwege het heilige vertrouwen dat gesteld moet worden in alle financiële instellingen.

Hetgeen geheel ontbreekt in dit verhaal, is de consument. Op dinsdag 26 juli 2012 werd bekend dat de grote banken het afgelopen jaar een kwart miljoen spaarders verloren. De klanten hebben hun geld op spaarrekeningen van kleinere banken gezet, die een hogere rente beloven. De consumenten bekommeren zich niet om de risico’s, omdat het garantiestelsel er voor zorgt dat ze geen risico lopen tot 100.000 euro.

Het zou naar mijn mening verstandig zijn als ook de consument een prikkel krijgt voor het maken van een verantwoorde risicoafweging. Je kunt als consument nu nog profiteren van de hogere rente en het nadeel van het verhoogde risico afwentelen op de klanten van de solide banken of de belastingbetaler. Het zou helpen als consumenten ook een ‘eigen risico’ zouden krijgen, zodat bijvoorbeeld onder het garantiestelsel niet 100% maar 80% vergoed wordt. Meer verfijnde opties zijn ook denkbaar, zolang consumenten maar gedwongen worden zelf een afweging te maken tussen het genot van een hogere rente en het risico op het kwijtraken van een deel van het ingelegde geld. Consumenten moeten weer doordrongen raken van het besef dat een hogere rentevergoeding altijd gelijk staat aan een hoger risico en dat zij het risico (ten minste gedeeltelijk) zelf moeten dragen.

De voorstellen van het kabinet voor een herziening van het depositogarantiestelsel gaan dus de goede kant op. Het is alleen jammer dat de voorstellen uitsluitend gericht zijn op de banken en niet op de consumenten die onverantwoorde risico´s nemen ten koste van ons allen (de belastingbetaler).

 

Hof (deel 3 en slot) Schatkistbankieren

19-11-2012 21:27

Tot nu toe ben ik onvoldoende positief geweest over de Wet Hof. Ik heb geen groot vertrouwen in het vermogen van het Rijk om zich zelf te binden aan begrotingsnormen door de toepassing van constitutionele hulpmiddelen. Bovendien leidt dit tot rigiditeit in het begrotingsbeleid en een afgenomen vermogen om in te spelen op zich wijzigende economische omstandigheden. Ook zou er meer rekening mogen gehouden worden met het afwijkende begrotingsstelsel van de decentrale overheden, zodat ook de wijze van financiering van investeringen in ogenschouw wordt genomen bij de bepaling van de omvang van de tekortnorm. In deze tijd is echter (ook) een schrijnend tekort aan optimisme en daarom wil ik niet negatief eindigen. Ik ben namelijk niet tegen schatkistbankieren.

Het kabinet-Rutte-Asscher wil dat alle decentrale overheden in 2013 verplicht gaan schatkistbankieren (zonder leenfaciliteit). Met schatkistbankieren worden de risico’s van beleggen voor decentrale overheden tot nul gereduceerd.  De deelnemende instellingen houden hun publieke middelen aan op de eigen rekening-courant bij het ministerie van Financiën en ontvangen hiervoor van het ministerie van Financiën een (redelijke) rentevergoedingDe Nederlandse staat verwacht hierdoor minder geld te zullen lenen op de financiële markten en dat de staatsschuld zal dalen. Deelnemende overheden regelen het betalingsverkeer via de eigen bank(en). Aan het einde van een werkdag wordt een eventueel negatief saldo op hun bankrekening(en) aangezuiverd vanaf de rekening-courant die de instelling heeft bij het ministerie van Financiën. Andersom wordt een positief saldo op deze bankrekening aan het einde van de dag juist afgeroomd ten gunste van de rekening-courant van de instelling bij het ministerie van Financiën.

De provincies en gemeenten zijn allerminst positief over dit voornemen. De voorzitter van het IPO, Remkes, had het over: gelegaliseerde diefstal, Chinees rekenen, centraal gedicteerd bestuurlijk onfatsoen www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/remkes-haalt-vol-uit-naar-den-haag.8500693.lynkx. Het zit hem duidelijk hoog.

De decentrale overheden hebben ook een punt. Het voornemen van schatkistbankieren staat haaks op het streven naar grootschalige decentralisatie en tast de vrijheid van gemeenten en provincies aan. Een actief treasury-beleid biedt ook een kans op een hoger rendement, dan het conservatieve en ietwat luie schatkistbankieren.

Toch doen decentrale overheden er verstandig aan te streven naar nul risico. Zelfs als het rendement door een actief beleggings- en treasury-beleid per saldo positief is, begrijpen burgers de minder frequent voorkomende misstappen niet, zoals met de Icesavebank, Ceteco of het al te ruimhartig aanschaffen van derivaten. Niemand herrinert zich de positieve resultaten van een hyperactieve treasurer, maar iedereen kent nog de naam Ceteco. 

Schatkistbankieren is voor de overheid in z'n totaliteit voordelig en kan decentrale overheden weerhouden van misstappen. Daarom is het in mijn ogen geen slecht idee. 

Wie kennis wil nemen van de inbreng van het CPB vandaag in het rondetafeloverleg in de Tweede Kamer over de Wet Hof, kan het volgende linkje openen: www.cpb.nl/publicatie/cpb-inbreng-rondetafelgesprek-wet-houdbare-overheidsfinanci%C3%ABn

 

 

 

 

 

 

Hof (deel 2): De normering

11-11-2012 11:18

Op 21 november 201 zal in de Tweede Kamer een gesprek worden gehouden over de Wet Hof (zie blog 1 over de wet Hof), waarbij de uitnodiging een tafelschikking rond een circelvormige tafel suggereert, maar in werkelijkheid zitten alle sprekers naast elkaar in de Commissiezaalwww.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vj3ofpq864vf?ctx=vh8lnhrouwyo&tab=1. De term rondetafelgesprek brengt echter tot uitdrukking dat alle deelnemers gelijkwaardig zijn en het koesteren van die illusie is voor de vertegenwoordigers van de decentrale overheden ook wel eens prettig, als ze in gesprek zijn met het Rijk. In mijn eerdere blog over de Wet Hof had ik al aangegeven dat deze wet vooral gevolgen zal hebben voor de decentrale overheden, omdat zij gebonden worden terwijl het Rijk zichzelf vastbindt aan de mast van het schip van Staat om de budgettaire verlokkingen van de sirenen te kunnen weerstaan. Dat laatste is naar verwachting minder effectief, als we af mogen gaan op eerdere ervaringen.

Terug naar de ronde tafel, die geen ronde tafel is. Dergelijke rondetafelgesprekken zijn meestal uit twee onderdelen opgebouwd: allereerst komen de belanghebbenden aan het woord (in dit geval gemeenten, provincies en waterschappen) en daarna de deskundigen. Dit keer mag met toestemming van de minister ook het CPB aanschuiven bij het rondetafeloverlegwww.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/11/09/kamerbrief-met-toestemming-cpb-voor-deelname-aan-rondetafelgesprek-wet-hof.html. De reden is dat een notitie van het CPB over de verdeling van de budgettaire pijn over de verschillende overheidslagen, uitgelekt was. Na het uitlekken heeft het CPB de notitie vervolgens maar op de website geplaatst. Wat moet je anders.www.cpb.nl/publicatie/variant-voor-verdeling-toegestane-tekort-tussen-rijk-en-lokale-overheid

De notitie van het CPB is zo boeiend, omdat er een vreemde kronkel zit in de redenering op basis waarvan de aandelen in het toelaatbare overheidstekort verdeeld worden over de overheidslagen.  Het is overigens de wetgever die deze vreemde kronkel bedacht heeft en niet het CPB. De kronkel heeft met het volgende te maken. Het EMU-tekort kijkt uitsluitend naar de uitgaven in kastermen. Dit komt omdat monetaire en macro-economische analyses primair gebaseerd worden op gegevens over uitgaven. De boekhouding van het Rijk is uitermate simpel en ook die gaat uit van kasuitgaven. De normering van het EMU-tekort sluit dan ook goed aan op de boekhouding van de Rijksoverheid. Bij de decentrale overheid is dat anders. Decentrale overheden gaan uit van het lasten- en batenstelsel. Deze manier van boekhouden lijkt veel meer op die van het bedrijfsleven, met elementen als afschrijvingen en de vorming van reserves en voorzieningen.

Als het Rijk bijvoorbeeld 25 JSF vliegtuigen aanschaft in 2018, dan worden alle uitgaven voor die toestellen ten laste gebracht van het jaar 2018. Dit betekent een enorme piek in de defensieuitgaven voor dat jaar. Decentrale overheden doen dat anders. Als zij een vuilniswagen aanschaffen die twintig jaar mee zal gaan, worden de lasten via afschrijvingen over een termijn van twintig jaar gespreid. De nieuwe wet Hof houdt geen rekening met dit soort verfijningen en ook niet met de wijze van financieren van een investering. Stel dat de provincie Noord-Brabant het bedrag dat ontvangen is voor de verkoop van de aandelen Essent, in wil zetten voor investeringen in de infrastructuur of voor een stimulans van de kenniseconomie rond Eindhoven. Eigen vermogen van de provincie wordt dan omgezet in maatschappelijk kapitaal, zonder dat er een beroep wordt gedaan op de kapitaalmarkt. Volgens de systematiek van de Wet Hof zou echter het bedrag van de investering van Noord-Brabant, het EMU-tekort alleen maar vergroten, ook al wordt daar geen euro voor geleend.

In de oorspronkelijke voorstellen voor een tekortnormering voor de decentrale overheden zou er geen rekening mee worden gehouden, dat de financiering van investeringen ook uit reserveringen plaats zou kunnen vinden. Nu kun je daar op verschillende manieren mee omgaan en een mouw aanpassen. Het CPB stelt dat het streven naar een begrotingsevenwicht niet mag leiden tot een neerwaartse druk op de netto overheidsinvesteringen, vanwege het positieve effect hiervan op het Nederlandse groeipotentieel op langere termijn. Uit de Nationale Rekeningen van het CBS blijkt dat de netto overheidsinvesteringen gemiddeld 0,8% bbp bedroeg in de jaren 2007 tot en met 2011. Bij een structureel overheidssaldo van 0% bbp impliceert dit dat het EMU-saldo exclusief netto overheidsinvesteringen +0,8% bbp dient te bedragen. Feitelijk haalt het CPB de 'historische' netto overheidsinvesteringen uit de tekortnorm en verdeelt de ruimte over de overheidslagen in de mate waarin zijn deze investeringen plegen. Het grappige is dat het CPB het toegestane tekort koppelt aan de omvang van de netto overheidsinvesteringen, waardoor we feitelijk een variant van de gulden financieringsregel zouden gaan volgen.

Dit is wel een elegante oplossing, maar ook een gedeeltelijke oplossing van het probleem. Allereerst zijn de historische netto overheidsinvesteringen nog niet noodzakelijk maatgevend voor de toekomst. In de tweede plaats wordt er in deze macronorm geen relatie gelegd met de wijze van financiering door een decentrale overheid. De ene provincie beschikt bijvoorbeeld over veel eigen vermogen waaruit investeringen gefinancieerd kunnen worden, terwijl de andere de kapitaalmarkt op moet. Voor de ruimte die het CPB toekent, maakt dat echter niet uit. Ten slotte is het niet mogelijk op basis van norm van het CPB de ruimte voor individuele decentrale overheden te berekenen, tenzij de historische netto overheidsinvesteringen weer als ijkpunt worden genomen.

Blijkbaar is het Rijk echter ook afgestapt van het idee dat handhaving op het niveau van de afzonderlijke decentrale overheden gewenst zou zijn: 'In overleg met de vertegenwoordigers van de decentrale overheden is nog een wijziging doorgevoerd in de wettekst op het punt van het toezicht op individuele decentrale overheden die structureel, drie jaar of langer, hun individuele referentiewaarde voor het EMU-saldo overschrijden. De systematiek van macronormering maakt een dergelijk preventief toezicht overbodig en heeft als risico dat de individuele referentiewaarden alsnog de werking van een strikte micronorm krijgen. Volstaan wordt daarom met monitoring en toezicht op macroniveau, zoals beschreven in de memorie van toelichting. www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/09/21/20120921-nader-rapport-wet-hof.html'

Je kunt natuurlijk de angel uit het probleem halen door niet te handhaven op het niveau van de afzonderlijke gemeenten, provincies en waterschappen, maar daarmee is de kwestie van de uiteenlopende uitgangspunten van de begrotingsstelsels nog niet opgelost en is evenmin een stap gezet in de richting van een effectieve wet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOF (Deel 1): Het principe van zelfbinding

07-11-2012 14:11

 

 

 

Het principe

In Nederland is het voorstel ‘Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)’ aanhangig gemaakt www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/09/21/wetsvoorstel-houdbare-overheidsfinancien-hof.html. Dit wetsvoorstel heeft al de nodige aandacht gekregen, door de voorstellen die daarin opgenomen zijn over onder meer verplicht schatkistbankieren, de normering van het tekort van de decentrale overheden en de spanning die er bestaat tussen het kasstelsel alsmede het baten- en lastenstelsel. Aan de laatst genoemde onderwerpen zal ik in de komende dagen nog aandacht schenken. Maar ik wilde beginnen met een beschouwing over het achterliggende principe van de Wet Hof, namelijk dat budgettaire zelfbinding door middel van een wettelijke regeling ook effectief is.

Er zijn twee aanleidingen voor de Wet Hof, die ook beiden uitgaan van dit principe. Een nationale aanleiding en een door de EU geïnspireerd concept. Op nationaal niveau is de motie van Harbers en Blanksma-van den Heuvel (Kamerstukken II, 2010/2011, 32.565, nr. 4) van belang. Deze motie roept op begrotingsregels wettelijk te verankeren. Dan is er nog de EU. Het gaat dan vooral om de afspraken die gemaakt zijn tijdens de Europese Raad van 24 en 25 maart 2011. De lidstaten van de eurozone hebben besloten om de vereisten uit het Stabiliteits- en Groeipact te verankeren in nationale wetgeving:

“De deelnemende lidstaten verplichten zich ertoe de in het Stabiliteits- en Groeipact vervatte begrotingsregels van de EU in nationale wetgeving om te zetten. Het staat de lidstaten vrij te kiezen van welk nationaal rechtsinstrument daartoe gebruik wordt gemaakt, zolang dat instrument bindend en duurzaam genoeg is (bijvoorbeeld de grondwet of een kaderwet). Het is ook aan de afzonderlijke lidstaat te besluiten in welke vorm het voorschrift wordt gegoten (bijvoorbeeld een rem op de schuld, een voorschrift betreffende het primair begrotingssaldo of een voorschrift betreffende de uitgaven), maar het moet in ieder geval de begrotingsdiscipline op nationaal en subnationaal niveau waarborgen. De Europese Commissie wordt in de gelegenheid gesteld om, met volledige inachtneming van de prerogatieven van de nationale parlementen, te worden geraadpleegd over de begrotingsregel in kwestie alvorens die vastgesteld wordt, om te garanderen dat hij verenigbaar is met en ondersteuning biedt aan de EU-regels.”

 

Duitsland

Dit idee komt uit de Duitse koker. Duitsland beschikt over een lange traditie van het verankeren van begrotingsnormen in de Grondwet. In de jaren voor 2009 bepaalde de Duitse grondwet dat het begrotingstekort niet hoger mocht zijn dan het bedrag van de overheidsinvesteringen, waarbij conjuncturele afwijkingen waren toegestaan. Dit was een dynamische variant van de gulden financieringsregel. Nu schrijft de Grondwet voor dat er sprake moet zijn van een begrotingsevenwicht.

Het hanteren van een begrotingsnorm als ijkpunt voor de financieel-economische besluitvorming is vanzelfsprekend nuttig, maar wat is de toegevoegde waarde van het opnemen in de Grondwet? In theorie zou dit een extra waarborg kunnen vormen voor de naleving, vanwege de status van de Grondwet maar ook omdat het constitutionele hof de naleving kan afdwingen. Duitsland kent een constitutioneel hof, dat begrotingwetten mag toetsen aan de Grondwet. In Duitsland heeft een dergelijke toetsing ook daadwerkelijk plaatsgevonden. In 1981 was de staatsschuld 1,9 miljard DM harder gegroeid dan de overheidsinvesteringen. Dit was in strijd met de toen geldende gulden financieringsregel.

In Duitsland is het Bundesverfassungsgericht als hoogste rechter verantwoordelijk voor het toezien op de naleving van de Grondwet en de toenmalige oppositieleider Helmut Kohl maakte een procedure aanhangig tegen de regering Schmidt-Genscher. In 1989 dus acht jaar later deed het Bundesverfassungsgericht pas uitspraak, toen Helmut Kohl zelf al jaren lang bondskanselier was. Bovendien velde de hoogste Duitse rechter ook geen inhoudelijk oordeel over de overschrijding van deze Grondwettelijke grens. Ook in de meer recente uitspraak over de Europese noodfondsen beperkt het Bundesverfassungsgericht zich tot beschouwingen over de wijze van verantwoording en de manier waarop voorkomen moet worden dat het budgetrecht van het parlement de facto uitgehold wordt www.bverfg.de/en/press/bvg12-067en.html en www.bverfg.de/en/press/bvg12-014en.html. Dat is ook niet zo vreemd, omdat rechters wel een visie hebben op de staatsrechtelijke functie van de begroting en het budgetrecht van het parlement, maar geen antwoord zullen geven op de vraag of de economie geholpen of geschaad wordt door een strikte naleving van een begrotingsnorm. Ondanks de Grondwettelijke toetsing, ontbreekt dus een effectieve sanctie op nationaal niveau.

 

VS

Ook in de VS wordt gegrepen naar staatsrechtelijke instrumenten voor het vergroten van de begrotingsdiscipline. In de Budget Control Act www.gpo.gov/fdsys/pkg/BILLS-112s365enr/pdf/BILLS-112s365enr.pdfdie aangenomen is in augustus 2011 zijn ook automatische bezuinigingen voorzien. Als een groep van 12 congresleden geen overeenstemming bereikt over een omvangrijk bezuinigingspakket, zal in 2013 een procedure in werking treden waarbij automatisch bezuinigingen worden opgelegd. Dit proces van het opleggen van automatische bezuinigingen heet Sequestration. Inmiddels verschijnen in de Amerikaanse Pers alarmerende berichten over wat er gebeurt met uitgavenprogramma’s, als de VS van de zogeheten ‘Fiscal Cliff’ afvalt www.cnbc.com/id/49464221/What_Is_the_Fiscal_Cliff. Ongetwijfeld is deze stok achter de deur ook bedoeld om de Republikeinen en Democraten te dwingen om ‘eruit’ te komen. Een mooie klus voor de net herkozen Obama.

Ook dit is echter eerder geprobeerd en op langere termijn werkt het niet. Zo was er de Gramm-Rudmann-Hollings Act die het begrotingstekort in de VS in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw moest beteugelen bancroft.berkeley.edu/ROHO/projects/debt/1985grammrudmanhollings.html. Wanneer de voor ieder jaar vastgestelde bovengrens voor het begrotingstekort met 10 miljard dollar overschreden werd, zou automatisch een bezuinigingsprogramma in werking treden. Alle bekende budgettaire trucs werden uit de kast gehaald om de werking van dit instrument te ontkrachten, zoals onrealistisch optimistische ramingen van de economische groei (te hoog) en het tekort (te laag), het naar voren halen van inkomsten en het naar achteren schuiven van uitgaven, het vroegtijdig inboeken van onzekere en boterzachte bezuinigingen, etc.

 

Nederland

Zoals bekend staat artikel 120 van onze Grondwet in de weg aan het toetsen van begrotingswetten aan de Grondwet( www.st-ab.nl/wetgrondwet.htm). Nederland kent ook geen constitutioneel hof. Sterker nog: een begrotingswet is ook een wet in formele zin, waarin gewoon afgeweken mag worden, van al hetgeen in de Wet Hof is geregeld. Als je het op de spits wilt drijven, zou je zelfs nog kunnen zeggen dat de bijzondere begrotingswet voor de algemene Wet Hof gaat.

In de Wet Hof worden ook zeer creatieve wegen bewandeld, om te kunnen voldoen aan hetgeen in EU-verband afgesproken is over de onafhankelijkheid van de toezichthoudende instellingen. Zo wordt het CPB opgevoerd als een onafhankelijke instantie, terwijl het in staatsrechtelijk opzicht toch echt een onderdeel is van het ministerie van EL&I. Vervolgens krijgt ook de Raad van State een rol toebedeeld. Dit hoge College van Staat is zeker onafhankelijk, maar geen toezichthouder. De Raad van State is een (bijzonder) adviescollege en een bestuursrechter. Bovendien beschikt de Raad van State over geringe economische kennis.

Kortom: in de landen waarin wel de juiste staatsrechtelijke randvoorwaarden voorhanden waren, werkte deze vorm van zelfbinding al niet. Laat staan dat dit in Nederland wel zal gaan werken, zonder de geschikte condities. Echte binding in de vorm van het overdragen van bevoegdheden aan de Europese Commissie, was aanzienlijk effectiever geweest dan zelfbinding op nationaal niveau uitgewerkt in halfslachtige constitutionele arrangementen. Overigens zal de Wet hof wel effect kunnen in Nederland, daar waar er geen sprake is van zelfbinding maar van binding. In het geval van de decentrale overheden kan het Rijk deze wel degelijk binden, aan opgelegde afspraken. Hierover zal in de komende blogs nog komen te spreken.

 

Conclusie

Al dit soort constitutionele hulpmiddelen hebben in het verleden bewezen geen bijdrage te leveren aan de bevordering van de begrotingsdiscipline. Het is zelfs gevaarlijk omdat er vertrouwd wordt op ineffectieve instrumenten en mechanismen. De automatische piloot is geen alternatief voor een intelligent budgettair beleid, dat zich rekenschap geeft van veranderende economische verhoudingen. 

 

Blauwe, paarse en rode kabinetten

02-11-2012 15:19

We hebben een nieuw kabinet ,Rutte II, dat samengesteld is uit VVD en PvdA. Dit monsterverbond is onder een ongunstig economisch gesternte tot stand gekomen. Gaat dit liberaal & sociaal democratische kabinet Nederland uit de crisis loodsen?

Liberalen hebben de naam dat zij goed voor de schatkist zorgen. Progressieve partijen zijn meer van het herverdelen en doen vooral leuke dingen voor de mensen, die echter altijd teveel (belasting-)geld kosten. De vraag is of deze reputatie terecht is. In dit blog kijk ik een keer  terug, naar de economische prestaties van de kabinetten die in het verleden aan de macht waren. Het gaat om de volgende kabinetten. 

Tabel1: Overzicht van kabinetten

 Kabinet Minister-president Aantreden Aftreden Dagen Partijen
Biesheuvel I Barend Biesheuvel(ARP) 6-7-1971 9-8-1972 400 KVP, VVD,ARP, CHU,DS'70
Biesheuvel II Barend Biesheuvel(ARP) 9-8-1972 11-5-1973 275 KVP, VVD,ARP, CHU
Den Uyl Joop den Uyl(PvdA) 11-5-1973 19-12-1977 1683 PvdA, KVP,ARP, PPR,D66
Van Agt I Dries van Agt(CDA) 19-12-1977 11-9-1981 1362 CDA, VVD
Van Agt II Dries van Agt(CDA) 11-9-1981 29-5-1982 260 CDA, PvdA,D66
Van Agt III Dries van Agt(CDA) 29-5-1982 4-11-1982 159 CDA, D66
Lubbers I Ruud Lubbers(CDA) 4-11-1982 14-7-1986 1348 CDA, VVD
Lubbers II Ruud Lubbers(CDA) 14-7-1986 7-11-1989 1212 CDA, VVD
Lubbers III Ruud Lubbers(CDA) 7-11-1989 22-8-1994 1749 CDA, PvdA
Kok I (Paars I) Wim Kok(PvdA) 22-8-1994 3-8-1998 1442 PvdA, VVD,D66
Kok II (Paars II) Wim Kok(PvdA) 3-8-1998 22-7-2002 1449 PvdA, VVD,D66
Balkenende I Jan Peter Balkenende(CDA) 22-7-2002 27-5-2003 309 CDA, LPF,VVD
Balkenende II Jan Peter Balkenende(CDA) 27-5-2003 7-7-2006 1137 CDA, VVD,D66
Balkenende III Jan Peter Balkenende(CDA) 7-7-2006 22-2-2007 230 CDA, VVD
Balkenende IV Jan Peter Balkenende(CDA) 22-2-2007 14-10-2010 1330

CDA,PvdA,ChristenUnie

Nu is het nog niet zo eenvoudig om kabinetten de maat te nemen en de economische prestaties onderling vergelijkbaar te maken. De een mag aantreden terwijl de toppen van de hoogconjunctuur elkaar snel opvolgen, terwijl een ander kabinet zucht onder een wereldwijde depressie. Daarom heb ik de prestaties van ieder kabinet vergeleken met het gemiddelde van de OESO. Andere landen ondergaan immers ook de invloeden van de wereldeconomie. De vraag is vervolgens: doet een kabinet het beter dan het OESO-gemiddelde of niet? Ik heb gekozen voor de grootheden: economische groei, het begrotingstekort, de werkloosheid en de inflatie. Ik begin met het overzicht van de economische groei.

Tabel 2: Economische groei

Kabinet Economische groei (verschil tussen groei BBP kabinet en gemiddelde van de OESO)
Kok I 0,55%
Balkenende III 0,47%
Balkende IV 0,32%
Lubbers III 0,31%
Kok II 0,29%
Den Uijl 0,11%
Lubbers II -0,62%
Balkenende II -0,82%
Lubbers I -1,09%
Van Agt I -1,09%
Van Agt III  -1,34%
Biesheuvel I -1,35%
Balkenende I -1,63%
Biesheuvel II -2,11%
Van Agt II -2,36%

Het kabinet Kok I heeft 0,55% meer economische groei op jaarbasis gerealiseerd, dan het gemiddelde van de OESO-landen in deze kabinetsperiode. Ook het kabinet Den Uijl (dat bij velen niet bekend staat vanwege haar prudente en solide economische beleid) deed het beter dan het gemiddelde. De hekkensluiters zijn de confessionele kabinetten Van Agt en Biesheuvel. Vervolgens is gekeken naar tekort op de begroting. 

Tabel 3: Begrotingstekort

Kabinet Tekort op de begroting (verschil tussen vorderingentekort kabinet en gemiddelde van de OESO)
Kok II 0,59%
Balkende IV 0,50%
Lubbers III 0,05%
Van Agt I 0,04%
Den Uijl -0,01%
Balkenende III -0,26%
Balkenende II -0,37%
Lubbers I -0,46%
Kok I -0,66%
Biesheuvel II -0,76%
Balkenende I -0,88%
Van Agt II -0,92%
Van Agt III  -1,30%
Biesheuvel I -2,02%
Lubbers II -2,19%

Een positief getal betekent dat een kabinet het beter doet dan het gemiddelde van de OESO en als er een negatief getal staat, doet een kabinet het juist slechter. Kok II voert de ranglijst aan met een tekort dat gunstig afsteekt bij het gemiddelde van de OESO. Opvallend is dat de confessionele kabinetten onder aanvoering van Van Agt, Biesheuvel en Lubbers relatief slecht presteerden. Vervolgens een ovezicht van de werkloosheid in tabel 4.

Tabel 4: Werkloosheid

Kabinet Werkloosheid (verschil tussen werkloosheid kabinet en gemiddelde OESO)
Balkenende I -3,41%
Balkende IV -3,34%
Kok II -3,28%
Balkenende III -1,99%
Balkenende II -1,99%
Biesheuvel I -1,49%
Kok I -1,15%
Den Uijl -0,95%
Biesheuvel II -0,91%
Van Agt I -0,75%
Lubbers III -0,32%
Van Agt II 1,18%
Van Agt III  2,04%
Lubbers II 2,56%
Lubbers I 5,38%

Een negatief getal betekent een lagere werkloosheid dan het OESO-gemiddelde en een plus geeft een omgekeerde relatie weer. Gelukkig goed nieuws voor de CDA-aanhangers, die na bovenstaande tabellen de moed wellicht enigzins lieten zakken. Op het terrein van de werkgelegeheid hebben met name de kabinetten onder aanvoering van Balkenende het goed gedaan. Het CDA is echter ook ruim vertegenwoordigd in de staart van tabel 4. Ten slotte nog de inflatie.

Tabel 5: Inflatie

Kabinet Inflatie
Lubbers II -7,76%
Van Agt I -6,42%
Lubbers I -5,72%
Van Agt II -4,92%
Van Agt III  -4,45%
Kok I -3,14%
Lubbers III -2,82%
Den Uijl -2,34%
Balkenende III -1,34%
Balkenende II -0,96%
Kok II -0,83%
Balkende IV -0,49%
Balkenende I 0,09%
Biesheuvel II 1,55%
Biesheuvel I 2,20%

Een min betekent ook hier een lagere inflatie. De kabinetten Lubbers en Van Agt die op de andere grootheden slecht scoorden, zijn er wel ingeslaagd de inflatie te beteugelen.
 
Wat kunnen we uit bovenstaande tabellen afleiden? Allereerst dat verschillende kabinetten op de uiteenlopende ijkpunten, ook verschillend presteren. Dat kabinetten met de PvdA geen solide financieel beleid zouden voeren, wordt gelogenstraft door de overzichten. De begrotingstekorten van kabinetten waaraan de PvdA meedeed, waren relatief laag en de economische groei was juist relatief hoog. Overigens moeten we dit soort overzichten ook weer niet te serieus nemen. Een kabinet van welke politieke signatuur dan ook, heeft geen onbeperkte invloed op de economie. Veel autonome economische ontwikkelingen onttrekken zich aan de invloed van de politiek. Bovendien zijn er 'lags' en werken economische hervormingen pas op langere termijn door. Een kabinet kan dus de zure vruchten plukken van het wanbeleid van de voorganger, of daarentegen profiteren van het zegerijke werk van de politieke opponenten die het roer eerder in handen hadden. 
 
Ondanks al deze nuanceringen is het wel eens aardig om ons door de feiten te laten leiden, bij de vorming van een oordeel over een kabinet en de politieke partijen die daar deel van uitmaken.
 
 

 

100.000 plus

01-11-2012 20:46

 

Het nieuwe kabinet staat nog niet op het bordes, of het heeft kleine en middelgrote gemeenten al tegen zich in het harnas gejaagd. Op de lange termijn streeft het kabinet Rutte II naar gemeenten met een minimale omvang van 100.000 inwoners. Op de kortere termijn zal het Kabinet bij de grote decentralisatieoperaties (zoals voor de jeugdzorg) zich gaan richten op de gemeenten die nu reeds 100.000 inwoners tellen.
 
Rutte heeft in de Tweede Kamer de soep al enkele graden koeler opgediend, aangezien een samenwerking tussen gemeenten ook tot de mogelijkheden behoort. Zolang het samenwerkingsverband maar meer dan 100.000 inwoners telt. En wie weet (zo opperde hij): komt er van samenwerking ook samenvoeging.
 
Deze wens tot schaalvergroting is te begrijpen, als het zou leiden tot omvangrijke structurele bezuiningen in barre economische tijden. In het heroverwegingsrapport Openbaar bestuur uit 2010 werd bijvoorbeeld voorgesteld, om 30 regiogemeenten te vormen en de provincies en waterschappen af te schaffen. Dat zou maar liefst 1,8 miljard aan structurele bezuinigingen opleveren. Een andere variant ging uit van 100 tot 150 gemeenten en 5 tot 8 provincies. Deze tweede variant was goed voor 1,5 miljard euro.
 
Er is een probleem met deze aannames. Ze stroken niet met de werkelijkheid. In de praktijk blijken grotere gemeenten helemaal niet efficiënter te zijn dan kleine. Uit een onderzoek van de universiteit van Groningen (https://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/grote-gemeenten-duurder-dan-kleine.169438.lynkx) bleek dat kleine gemeenten verhoudingsgewijs juist minder personeel hebben (aantal ambtenaren per 1.000 inwoners), dan grote gemeenten. Uit hetzelfde onderzoek bleek dat gemeenten na een herindeling niet aantoonbaar efficiënter hun prestaties voortbrengen, dan dat de afzonderlijke gemeenten deden voor de samenvoeging. Er is dus geen enkele sprake van een ‘herindelingwinst’. 
 
De universiteiten van Twente en Delft hebben in 2011 onderzoek verricht naar de efficiëntie van de afdeling burgerzaken van gemeenten(https://www.tbm.tudelft.nl/fileadmin/Faculteit/TBM/Over_de_Faculteit/Afdelingen/Afdeling_Innovation_Systems/Sectie_Innovatie_en_Publieke_Sector_Efficientie_Studies/Nieuws/IPSE_Studies_Nieuwsbrief/doc/IPSE_Nieuwsbrief11-2012-06.pdf). Het gaat dan bijvoorbeeld om de afgifte van paspoorten en rijbewijzen. Uit dit onderzoek blijkt dat schaalvoordelen omslaan in schaalnadelen, bij gemeenten met een inwonertal van circa 40.000. Ook dit onderzoek verschaft geen bewijs voor de stelling: ‘hoe groter, hoe beter’. In tegendeel.
 
Efficiënter zal het dus niet worden als dit kabinet vasthoudt aan 100.000+ gemeenten als norm. Bovendien is het ook niet mogelijk om een optimale schaalomvang voor alle activiteiten van gemeenten te berekenen. Het ophalen van huisvuil is bedrijfeconomisch gezien niet te vergelijken met het geven van zorg op maat. Dit kabinet zou er dan ook verstandig aan doen de samenwerking van gemeenten per functie of taak te faciliteren en de noodzakelijke kennis bij gemeenten naar een hoger plan te tillen, in plaats van te streven naar ‘one size fits all’ gemeenten.
 

Eerste blog

01-11-2012 10:06

Onze nieuwe blog is vandaag van start gegaan. Houdt focus hierop en wij zullen proberen je geïnformeerd te houden. Je kunt nieuwe berichten plaatsen op deze blog via de RSS feed.